Hadith van de Week: Hadith An-Nawawi #2
Nederlands
Hadith 2: De categorieën van het geloof
-
Het was de gewoonte van de Profeet om met zijn metgezellen te zitten. Deze gewoonte toont ons het goede en nobele karakter van de Profeet .
-
Men dient de gezelschap van andere mensen op te zoeken, samen met hen te zitten en zich niet van hen af te zonderen.
-
Het zich begeven onder de mensen is beter dan het zich van hen afzonderen, zolang men niet voor zijn geloof vreest. Als dit wel het geval is, dan is afzondering beter. Dit is gebaseerd op de volgende uitspraak van de Profeet : “Er staat een tijd aan te komen waarin het beste bezit van een (moslim)man schapen en geiten zullen zijn, waarmee hij zich terugtrekt naar bergtoppen en regenachtige plekken.” (al-Boekhaari)
-
Het is mogelijk voor de Engelen om in een menselijke gedaante te verschijnen, want Djibriel verscheen voor de metgezellen in de gedaante van een man met gitzwart haar en melkwitte kleren. Aan hem was geen teken van reizen af te zien en hij was bij geen van de metgezellen bekend.
-
Het goede gedrag dat een leerling dient te vertonen tegenover zijn onderwijzer. Djibriel zat voor de Profeet in de hierboven beschreven houding die wijst op correctheid, aandacht en acceptatie voor wat er verteld wordt. Hij plaatste zijn knieën tegen de knieën van de Profeet en legde zijn handen op zijn dijen.
-
Het geoorloofd zijn de Profeet bij zijn naam te noemen, omdat Djibriel hem met ‘O Mohammed!’ aansprak. Hieruit valt op te maken dat het bezoek van Djibriel waarschijnlijk plaats heeft gevonden voor het verbod van Allah op het aanspreken van de Profeet bij zijn naam:
-
Het geoorloofd zijn van het stellen van een vraag over iets wat je al weet, om anderen hiermee iets te leren wat zij nog niet wisten. Djibriel wist immers het antwoord al, dit blijkt uit de woorden ‘Je hebt juist gesproken’.
-
Degene die aanleiding is (voor een daad), komt hetzelfde oordeel toe als degene die de daad verricht. Dit omdat de Profeet zei: “Dat is Djibriel, hij kwam om jullie (over) jullie geloof te leren.” Ook al was de Profeet zelf de onderwijzer, maar omdat Djibriel de aanleiding was, heeft de Profeet hem als onderwijzer aangemerkt.
-
Het bewijs dat de Islam vijf zuilen kent, want de Profeet zei: “De Islam houdt in dat je getuigt dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah, (en) dat je het gebed onderhoudt, (en) dat je de zakaah (armenbelasting) uitgeeft en dat je (tijdens de maand) Ramadan vast en de Haddj (bedevaart) naar het Huis (de Kacbah in Mekka) verricht, indien je daartoe in staat bent.”
-
De noodzaak de getuigenis uit te spreken met de tong terwijl het hart tevens volledig overtuigd is dat niets of niemand het recht heeft op aanbidding, behalve Allah. Dus ook geen profeten, vrome mensen, bomen, stenen of welk schepsel dan ook. Alles wat buiten Allah aanbeden wordt, is vals. Allah zegt:
-
De Boodschapper van Allah heeft de getuigenis dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah samengevoegd in één zuil. Dit omdat de aanbidding niet geaccepteerd wordt, tenzij er aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:
-
Iemands geloof wordt pas compleet als men het gebed onderhoudt. Met het onderhouden van het gebed wordt bedoeld dat men dit zorgvuldig verricht zoals in de Shariecah (Islamitische wetgeving) wordt voorgeschreven. Wij onderscheiden twee vormen van onderhouden van het gebed, namelijk:
-
Iemands geloof is niet compleet, behalve als men de zakaah (armenbelasting) uitgeeft. De zakaah is de verplichte belasting die over de reine bezittingen wordt betaald aan degenen die daarvoor in aanmerking komen. Allah zegt:
-
Het vasten tijdens de maand Ramadan is een vorm van aanbidding van Allah waarin men zich van zonsopgang tot zonsondergang onthoudt van zaken die het vasten verbreken. Ramadan wordt voorafgegaan door de maand Shacbaan en opgevolgd door Shawwaal.
-
Onder de haddj verstaan we de bedevaart naar Mekka voor het verrichten van religieuze riten. De bedevaart is slechts verplicht voor hen die hiertoe in staat zijn, zoals ook het geval is met alle overige daden van aanbidding. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
-
De Engel Djibriel bevestigde dat de Boodschapper Mohammed de waarheid sprak. De Profeet is immers de meest waarheidsgetrouwe onder alle schepsels.
-
De scherpzinnigheid en oplettendheid van de metgezellen doordat zij verbaasd opkeken toen de steller van de vraag zelf het antwoord bevestigde. Terwijl in principe iemand die vragen stelt geen weet heeft van de antwoorden. Deze verbazing bij de metgezellen verdween echter toen de Profeet zei: “Dat is Djibriel, hij kwam jullie (over) je geloof leren.”
-
Imaan (het geloof) omvat de volgende zes zaken:
-
Het onderscheid tussen Islam en Imaan. Dit geldt alleen als beide termen in één zin worden genoemd. Islam wordt dan uitgelegd als zijnde de (uiterlijke) daden van de ledematen en Imaan als zijnde de (innerlijke) daden van het hart. Als één van deze twee echter afzonderlijk genoemd wordt, dan worden zij beiden bedoeld. Zo wordt met het woord Islam in de volgende verzen zowel Islam als Imaan bedoeld.
-
Het geloven in Allah is de voornaamste zuil van Imaan, vandaar dat de Profeet hiermee begon toen hij zei: “Dat je gelooft in Allah.” Het geloven in Allah omvat het geloven in Zijn bestaan, Heerschappij, Alleenrecht op aanbidding en Namen en Eigenschappen. Met het geloven in Allah wordt niet slechts het geloven in Zijn bestaan bedoeld. Men dient daarentegen in alle vier hiervoor genoemde zaken te geloven.
-
Het bevestigen van het bestaan van de Engelen. Engelen behoren tot de ongeziene wereld. Allah heeft ze op vele wijzen beschreven in de Koran en ook heeft de Profeet hen in de Soennah beschreven. Het geloven in de Engelen houdt in dat wij geloven in de Engelen wiens namen bekend zijn gemaakt, maar ook in de Engelen wiens namen niet bekend zijn.
-
De verplichting om in de Boeken die Allah naar Zijn Boodschappers heeft gezonden te geloven. Allah zegt:
-
De verplichting om in de Boodschappers te geloven. Wij geloven dat elke Boodschapper die Allah gezonden heeft de waarheid is, met de waarheid is gekomen, waarachtig is in zijn berichtgevingen en betrouwbaar is in zijn bevelen. Wij geloven in het algemeen in alle Profeten, zij die niet bij naam zijn genoemd en zij die wel bij naam zijn genoemd. Allah zegt:
“En toen Wij met de Profeten hun verbond aangingen en met jou (O Mohammed), en met Noeh en Ibraahiem en Moesa en cIesaa, de zoon van Maryam.”
(Soerat ash-Shoeraa: 13)
English
العربية
عَنْ عُمَرَ رَضِيَ اللهُ عَنْهُ أَيْضًا قَالَ: ” بَيْنَمَا نَحْنُ جُلُوسٌ عِنْدَ رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه و سلم ذَاتَ يَوْمٍ، إذْ طَلَعَ عَلَيْنَا رَجُلٌ شَدِيدُ بَيَاضِ الثِّيَابِ، شَدِيدُ سَوَادِ الشَّعْرِ، لَا يُرَى عَلَيْهِ أَثَرُ السَّفَرِ، وَلَا يَعْرِفُهُ مِنَّا أَحَدٌ. حَتَّى جَلَسَ إلَى النَّبِيِّ صلى الله عليه و سلم . فَأَسْنَدَ رُكْبَتَيْهِ إلَى رُكْبَتَيْهِ، وَوَضَعَ كَفَّيْهِ عَلَى فَخِذَيْهِ،
وَقَالَ: يَا مُحَمَّدُ أَخْبِرْنِي عَنْ الْإِسْلَامِ.
فَقَالَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه و سلم الْإِسْلَامُ أَنْ تَشْهَدَ أَنْ لَا إلَهَ إلَّا اللَّهُ وَأَنَّ مُحَمَّدًا رَسُولُ اللَّهِ، وَتُقِيمَ الصَّلَاةَ، وَتُؤْتِيَ الزَّكَاةَ، وَتَصُومَ رَمَضَانَ، وَتَحُجَّ الْبَيْتَ إنْ اسْتَطَعْت إلَيْهِ سَبِيلًا.
قَالَ: صَدَقْت . فَعَجِبْنَا لَهُ يَسْأَلُهُ وَيُصَدِّقُهُ!
قَالَ: فَأَخْبِرْنِي عَنْ الْإِيمَانِ.
قَالَ: أَنْ تُؤْمِنَ بِاَللَّهِ وَمَلَائِكَتِهِ وَكُتُبِهِ وَرُسُلِهِ وَالْيَوْمِ الْآخِرِ، وَتُؤْمِنَ بِالْقَدَرِ خَيْرِهِ وَشَرِّهِ.
قَالَ: صَدَقْت. قَالَ: فَأَخْبِرْنِي عَنْ الْإِحْسَانِ.
قَالَ: أَنْ تَعْبُدَ اللَّهَ كَأَنَّك تَرَاهُ، فَإِنْ لَمْ تَكُنْ تَرَاهُ فَإِنَّهُ يَرَاك.
قَالَ: فَأَخْبِرْنِي عَنْ السَّاعَةِ. قَالَ: مَا الْمَسْئُولُ عَنْهَا بِأَعْلَمَ مِنْ السَّائِلِ.
قَالَ: فَأَخْبِرْنِي عَنْ أَمَارَاتِهَا؟ قَالَ: أَنْ تَلِدَ الْأَمَةُ رَبَّتَهَا، وَأَنْ تَرَى الْحُفَاةَ الْعُرَاةَ الْعَالَةَ رِعَاءَ الشَّاءِ يَتَطَاوَلُونَ فِي الْبُنْيَانِ. ثُمَّ انْطَلَقَ، فَلَبِثْتُ مَلِيًّا،
ثُمَّ قَالَ: يَا عُمَرُ أَتَدْرِي مَنْ السَّائِلُ؟.
قُلْتُ: اللَّهُ وَرَسُولُهُ أَعْلَمُ.
قَالَ: فَإِنَّهُ جِبْرِيلُ أَتَاكُمْ يُعَلِّمُكُمْ دِينَكُمْ “. [رَوَاهُ مُسْلِمٌ].